WeaveZine: an online magazine for handweavers—Archives

Golvende lijnen: slangenkeper met netwerktrapwijze

Main Image

Vertaling: Janneke Stelling
Read this article in English

Mijn vorige ‘golvende’ artikel ging over vloeiende, golvende lijnen in overshot. In deze tweede aflevering laat ik zien hoe je golflijnen kunt ontwerpen vanuit de trapwijze, met behulp van netwerkkepers.

Je kunt golvende lijnen maken door een patroontrapper te herhalen, een techniek die veel gebruikt wordt voor patronen van golvende kepers, maar hierdoor ontstaat een stof met een onevenwichtige binding: sommige delen zijn dicht geweven, op andere plekken is het weefsel juist tamelijk los.

Ik geef de voorkeur aan een weefsel met een evenwichtige binding. Dat geeft een stof met een mooie valling, zonder neiging om plaatselijk uit te zakken–een belangrijk punt als je van plan bent iets te naaien van de geweven stof. Een evenwichtige binding zorgt er ook voor dat het weefsel gelijkmatig slijt. Een stof met korte flotteringen hier en lange flotteringen daar, zal sneller slijten op de plekken met lange flotteringen. Bovendien, een gelijkmatige oppervlakte van het weefsel zorgt ervoor dat alle aandacht naar het ontwerp gaat, en niet naar de structuur van de stof. Met netwerken kun je een ontwerp maken in iedere evenwichtige binding die je maar wilt. Een fijne techniek waarmee je veel kanten uit kunt!

Voor elke schering heb ik een bepaald doel: ik kies het garen en de kleuren die geschikt zijn voor de stof die ik wil weven, en ik plan een aantal werkstukken omdat het efficiënter is om een flink aantal meters per keer te scheren.

Bij de keuze voor een binding spelen veel factoren mee: welke binding geeft het gevoel en de valling die ik wil? Hoe zwaar moet de stof zijn? Is glans belangrijk? Ik denk na over slijtvastheid, lengte van de flotteringen en of ik structuur wil in het weefsel. Moet de stof warm zijn? Elegant? Wil ik iriserende effecten? Moet mijn ontwerp helder en scherp omlijnd zijn of zal ik voor zachte contouren kiezen? (Zachte contouren en geleidelijke overgangen komen van overlappende blokken, scherpe omlijningen komen van units1.) Wil ik iets met golvende lijnen? (Golvende lijnen ontstaan als je meer patroonblokken gebruikt. Unit-weefsels gebruiken doorgaans minder patroonblokken dan maximaal mogelijk is op je getouw. Hoe meer schachten een getouw heeft, hoe kleiner de noodzaak om het maximale aantal patroonblokken te gebruiken voor een golflijn.) Ik zoek naar een binding of een methode die de gewenste resultaten oplevert bij de schering waarmee ik bezig ben. Ik bestudeer hoe deze binding werkt en onderzoek of ik de binding kan laten doen wat ik wil.

 

fabric detail 

Keper is een bekende binding die een prettig gevoel, een mooie valling en slijtvastheid geeft. Ik besloot om kepers te weven met mijn schering van 20/2 geverfde zijde. Voor mijn geestesoog zag ik sjaals met vloeiende, golvende lijnen als een meanderende rivier.

Ik wilde dat de lijnen van boven naar beneden golven, niet dwars over de sjaal. Dat betekent dat de golven gemaakt moeten worden met de trapwijze. Mijn rijging volgt een ononderbroken schuine lijn van het ene rijgblok naar het andere, want een kering zou een spiegeling geven in het golfpatroon. 

Mijn eerste idee was een verschoven keper. Voor 8 schachten gebruik ik graag een verschoven keper over 5 draden (1-2-3-4-5, 2-3-4-5-6, enz.) omdat de ruimte tussen de keperstukjes gelijk is aan de tussenafstand in een 4-schachtskeper. Met deze rijging kan ik een zuivere 4-schachtskeper weven.

 

Verschoven keper over 5 draden op 8 schachten, rapport van 40 draden

Download als WIF-bestand

5-end advancing twill

Een verschoven keper zou goed kunnen werken, maar ik had nog een ander idee. Voor golvende lijnen – als water – gebruik ik graag een slangenkeper, omdat de vormen daarin me doen denken aan zonlicht dat rimpelt over de oppervlakte van een rivier. Ik vergeleek verschillende puntgroottes en koos uiteindelijk voor een slangenkeper die begint met 1-2-3-4-5-6-5-4-3. De volgende punt begint op schacht 2 en heeft dezelfde grootte als de eerste punt. Beide rijgingen zouden geschikt zijn voor een sjaal met meanderende patronen. Daarom legde ik de twee opties naast elkaar, met behulp van weefsoftware. 

 

 

Slangenkeper voor 8 schachten, 72 draden per rapport

Door een rijgmotief steeds een schacht hoger te laten beginnen, creëer je een voortgaande schuine lijn. Hoewel slangenkepers niet vallen onder netwerkontwerpen, kun je deze rijging toch combineren met netwerkkepers in de trapwijze. Ik kan namelijk op deze rijging een onderliggende 4-schachtskeper weven. Maar als ik kies voor spitskepers in de rijging, dan krijg ik langere inslagflotteringen in mijn sjaals. De eerste rijging, in verschoven keper , geeft flotteringen over drie draden waar de aanbinding drie schachten naast elkaar omhoog of omlaag laat gaan. Verander je de rijging in een slangenkeper, dan krijg je bij dezelfde aanbinding flotteringen over vijf draden.

De sjaal krijgt echter een dichtheid van 12 draden per centimeter, dus flotteringen over 5 draden zijn geen probleem. Mijn garens hebben een beetje glans. Die glans zal sterker uitkomen in een binding met iets langere flotteringen. Voor een evenwichtig weefsel wil ik dat de flotteringen regelmatig verdeeld zijn over de stof; een enkele langere flottering hier of daar zou opvallen en de aandacht afleiden van mijn golvenpatroon.

Ik gebruik de netwerktechniek juist omdat het een evenwichtige binding geeft. Ik weet hoe ik het linnenbinding-grondweefsel in overshot kan weven door de schering afwisselend op even en oneven schachten te rijgen en dan tusseninslagen in linnenbinding te maken. Maar met de netwerktechniek kan ik uitknobbelen hoe ik iedere willekeurige binding als onderliggende structuur kan weven. Gelukkig heb ik naslagwerken en weefsoftware om het makkelijker te maken, maar het principe is niet moeilijk. Mijn trapwijze moet steeds de tussenafstand aanhouden die nodig is om de gekozen structuur te weven, in dit geval een 4-schachtskeper (zoals je kunt zien bij de rijging van de verschoven keper over 5 draden). Ik wil vloeiende golflijnen weven en de stof moet de valling en de flotteringen hebben van een 4-schachtskeper op een spitskeper-rijging. Ik wil dat het ontwerp duidelijk zichtbaar is vanaf een afstandje, dus ik heb een rijging gekozen met een relatief groot rapport, 78 draden voor 8 schachten. Bij 12 draden op een centimeter geeft dat een rapport van ongeveer 6,5 centimeter. Altijd als ik een nieuw patroon ontwerp, houd ik rekening met de schaal van het uiteindelijke weefsel.

Om golven te maken, begin ik met een schuine lijn en dan verander ik de hoek van de schuine lijn. Dit is beschreven in Flowing Curves: Overshot and Weaving as Overshot.  De verschoven keper over 5 draden (in de trapwijze) geeft me een schuine keperlijn die voldoet aan mijn eisen voor het grondweefsel. Voor de aanbinding kies ik een 3/1/1/3 keper omdat die het grootste contrast oplevert, en tegelijkertijd de vereiste 4-schachtskepers produceert. Ik lees deze getallen op de eerste trapper: van beneden naar boven zie je eerst 3 zwarte hokjes en 1 wit (samen een 3/1 keper) en vervolgens 1 zwart hokje en 3 witte (1/3 keper). Zo werkt de naamgeving voor keper-aanbindingen. 

 

Verschoven keper over 5 draden in trapwijze, 8 schachten, diagonaal ontwerp

Download als WIF-bestand

 

Nu wil ik een van deze blokken in de trapwijze verlengen, zonder de basis van een 4-schachtskeper aan te tasten (in de literatuur heet deze basis een netwerkrapport over 4 draden). Je hebt vier inslagen nodig om de structuur van de basiskeper vast te houden, daarom herhaal ik de laatste vier inslagen van een keperstuk.

 

Na een keperstuk over 5 worden de laatste 4 inslagen (een paar keer) herhaald

Download als WIF-bestand 

 

Ik zie de golvende lijn beter wanneer ik uitzoom. Om de beide rijgingen te vergelijken, gebruik ik deze trapwijze. Daarbij teken ik twee rijgrapporten om er zeker van te zijn dat de lijnen vloeiend doorlopen over het hele weefsel. Je ziet dat de verschoven keper een evenwichtige keperstructuur geeft, met parallel lopende schuine lijnen. En de slangenkeper creëert zigzags onder de punten van de rijging. Deze tekeningen tonen ook het verschil in schaal tussen de verschoven keper, die een rapport van 40 draden heeft, en de slangenkeper met een rapport van 72 draden. Mijn golflijn-ontwerp pas ik aan aan de rijging die al op het getouw staat. Dat gaat vanzelf als ik ontwerp aan het getouw, terwijl het weefsel onder mijn handen groeit.

 

De vorige bindingstekening, uitgezoomd, twee rapporten van elke rijging

 

Ik kan een reeks van vier inslagen herhalen op elke plek waar ik meer lengte wil. Zo kan ik een langere lijn maken, met een meer geleidelijk verloop. Dat is alles wat ik nodig heb om golvende lijnen te creëren. Maar ik wil ook echte bochten maken als een meanderende rivier, zodat je een C of een S krijgt.

Ik wil de gelijkmatige binding van de basisstructuur consequent volhouden, dus ik heb een paar richtlijnen of regels nodig.  De belangrijkste eis voor de trapwijze is dat ik steeds een gelijke witte ruimte tussen de keperlijnen houd. Als ik aan mijn getouw zit, kan ik die ruimte letterlijk voelen als de afstand tussen de trappers. Ik geniet ervan om golven te weven en te ontwerpen aan het getouw (of op ruitjespapier of op de computer); ik wil dat plezier graag met je delen.

  

Improviseer een netwerktrapwijze aan je getouw, met 8 schachten en 8 trappers

Begin met de aanbinding die hier wordt gebruikt: 3/1/1/3. Gebruik voor de inslag een garen dat lichter of donkerder is dan je schering. Een sterk verschil in licht-donkerwaarde maakt het makkelijker om de veranderingen in je trapwijze te herkennen in het weefsel. 

Weef eerst acht inslagen, waarbij je elke trapper één keer gebruikt: 1-2-3-4-5-6-7-8, om te checken of de aanbinding klopt en om te zien welke de richting de schuine lijn heeft. Bij een rechte rijging zou deze diagonaal een hoek van ongeveer 45 graden moeten hebben. Maar bij een rijging met een langer rapport, zoals de beide ontwerpen hierboven, zal de diagonaal bijna horizontaal lopen. Dat komt omdat de diagonaal door een rechthoek gaat die 72 draden breed is (of 40 draden bij de verschoven-keper-rijging), en maar 8 draden hoog.

In een kepertrapwijze komt na trapper nummer 8 altijd weer trapper nummer 1. Dit is een belangrijk punt. Onthoud dus: na de laatste trapper volgt de eerste trapper.

Bij een netwerk-kepertrapwijze (met netwerkrapport over 4 draden) heb je altijd twee keuzes. De ene keuze is makkelijk. Je zet je voet op de volgende trapper, dat wil zeggen: de volgende in de kepervolgorde. Doorgaans betekent dat dat je één trapper naar rechts opschuift (behalve wanneer je van 8 naar 1 gaat). Maar als je altijd voor deze optie kiest, dan zul je zien dat het traprapport erg kort is en dat je geen golvende lijnen weeft.

De tweede optie is om je voet naar links neer te zetten, waarbij je altijd de juiste tussenafstand overslaat. Stel dat je zojuist trapper 8 hebt gebruikt en je voet is nog op die trapper. Beweeg met je voet naar links en voel de trappers. Je moet naar trapper 5. Dat weet je omdat je altijd de laatste vier inslagen kunt herhalen, in dit geval dus 5-6-7-8. Dat klinkt logisch omdat je weet dat je een 4-schachtskeper kunt weven met deze vier trappers, vooral als je keperpellen hebt geweven op acht schachten.

Nu is je voet op trapper 8 en je wilt naar nummer 5 zonder te kijken. Ga naar links: niet 7, niet 6, wel 5. Wanneer ik dit doe, dan denk ik ‘nee, nee, ja’. Weef een inslag met de ‘ja’-trapper, en maak daarna een inslag op de volgende trapper rechts daarvan. Het is doorgaans een goed idee om minimaal twee inslagen in kepervolgorde te weven, want één enkele inslag is moeilijk te zien.

 

no, no, yes

Een patroon ontwerpen

Als je bij elke inslag steeds één trapper naar rechts opschuift, krijg je een bijna horizontale ontwerplijn. Dat zag je al toen je begon met acht inslagen in kepervolgorde.

Als je de laatste vier inslagen herhaalt, verander je de richting van de lijn. Hij wordt schuiner, meer verticaal, omdat de trapwijze langer is. Kijk naar de trapwijze met een verschoven keper over 5 draden aan het begin van dit artikel. Je krijgt deze trapvolgorde door te beginnen met vijf inslagen: 1-2-3-4-5. Daarna schuif je naar links ‘nee, nee, ja’. Je begint dan op trapper 2, weeft nog eens vijf inslagen, schuift naar links ‘nee, nee, ja’, enzovoort. Als je steeds hetzelfde aantal inslagen maakt in ieder keperlijntje, dan creëer je een schuine lijn in je ontwerp. Ook als je elke keer vier inslagen tussenvoegt, ontstaat er een schuine lijn. Dit heet een verlengde verschoven keper. Begin met 1-2-3-4, (terug: niet 3, niet 2) 1-2-3-4-5, (terug: niet 4, niet 3). Dan weef je 2-3-4-5, (terug: niet 4, niet 3) 2-3-4-5-6.

Als je de laatste vier inslagen een flink aantal keren herhaalt, dan creëer je een verticale lijn. Dit is verwant aan het weven van keperpellen op acht schachten.

 

Trapwijze met herhaling: 5-6-7-8 wordt een aantal keren herhaald

Download als WIF-bestand

 

Bij deze aanbinding zie je dat een lijn die naar rechts gaat in de trapwijze, in de bindingstekening en in het weefsel een lijn geeft die naar links gaat. Als je dat verwarrend vindt, kun je de diagonaal in de aanbinding veranderen.

Tot nu toe liepen alle patronen steeds in dezelfde richting. Hoe kun je de lijn nu de andere kant op buigen? Het is verleidelijk om de trapwijze te spiegelen, maar daardoor worden ook de kleine keperlijntjes in het weefsel gespiegeld. En op het keerpunt krijg je een flottering over vijf draden, de enige flottering die langer is dan drie. Door de langere flottering en door de kering in de keperrichting ontstaat een sterke horizontale lijn in het ontwerp. Die trekt alle aandacht naar zich toe en doorbreekt de vloeiende beweging in het patroon. Bovendien is de binding niet meer evenwichtig! Dus houd je aan de grondregel: je voet kan één stapje naar rechts, naar de volgende trapper, of hij kan naar links, naar de ‘nee, nee, ja’-trapper.

 

Zo werkt het: 

  • Als je 5 of meer inslagen in kepervolgorde weeft, dan gaat de lijn naar links (bij deze aanbinding).
     
  • Als je 4 inslagen in kepervolgorde weeft, en deze herhaalt, dan blijft de lijn op zijn plaats. Hij gaat niet naar links of naar rechts.
     
  • Als je minder dan 4 inslagen in kepervolgorde weeft, dan buigt de lijn de andere kant op!
     
  • Je kunt altijd 4 inslagen herhalen om ervoor te zorgen dat de lijn niet te snel ombuigt.
     
  • Houd altijd de juiste tussenafstand aan: neem de volgende trapper aan de rechterkant, of ga naar links met ‘ja, ja, nee’.

 

Bochten in C-vorm

Download als WIF-bestand

 

Het ontwerpen van sierlijke golven wordt makkelijker met een paar keer oefenen. Ik heb gemerkt dat golflijnen er vaak natuurlijker uitzien als ik ze flink breed maak in het midden van de bocht. Het middelste groepje van vier inslagen moet je vaker herhalen dan je zou verwachten.

Ook als je meer dan acht schachten hebt, kun je deze regels toepassen. En als je een getouw hebt met een dobby-systeem, dan hoef je alleen maar de aanbinding op de dobby-latjes te pinnen. Je kunt dan de latjes steeds één stap vooruit draaien, of achteruit in ‘nee, nee, ja’-stappen. Dit is mijn systeem om aan het weefgetouw te ontwerpen.

Met meer dan acht schachten heb je verschillende opties die je dezelfde evenwichtige binding zullen geven, maar je krijgt dan wel een ander ontwerp. Als je de eerste vier inslagen hebt gedaan met trappers 1-2-3-4, dan kun je de volgende inslag doen met trapper 1 of 5 of 9 of 13, enzovoort. Maar als je een vloeiende golflijn wilt, dan heb je maar twee mogelijkheden: of je neemt de volgende trapper, of je gaat terug met ‘nee, nee, ja’.

Er is nog één regel: alleen de patroontrappers tellen mee. Als je twee trappers hebt aangebonden voor de linnenbinding, denk er dan aan dat je ze overslaat als je naar links of naar rechts gaat, en trap ook niet per vergissing op de rem!

 

Bindingstekening voor sjaal met rode zijden schering en donkerpaarse inslag

Download als WIF-bestand 

 

Ontwerp uitvergroot, om de trapwijze te laten zien

 

De rijging van een slangenkeper kan op elke willekeurige draad eindigen. Het is bijvoorbeeld voor deze rijging niet nodig om een veelvoud van 72 draden te nemen. Ik gebruikte 240 draden voor een tamelijk smalle sjaal (20 centimeter, 12 draden op een centimeter).

Je kunt natuurlijk deze trapwijze volgen en steeds herhalen om te zien hoe je golven moet maken. Maar het is spannender om zelf nieuwe golven te verzinnen, of je nu een patroon ontwerpt terwijl je aan het weven bent, of achter de computer of op ruitjespapier. 

 

Golven op meer of minder dan acht schachten

De voorbeelden hierboven laten zien hoe je golven kunt ontwerpen met een netwerktrapwijze voor acht schachten, maar je kunt natuurlijk ook golven maken op meer of minder dan 8 schachten. 

Laten we eens bekijken wat er gebeurt als we het golfpatroon voor de sjaal veranderen in een ontwerp voor zes schachten. Hieronder zie je een bindingstekening met een trapwijze in netwerkkeper met netwerkrapport over 3 draden. De onderliggende structuur is nu een keper op 3 schachten. 

Wil je in een 3-schachtskeper ontwerpen terwijl je aan het weven bent, dan gaat het als volgt. Verplaats je voet één trapper naar rechts, of verplaats hem naar links terwijl je ‘nee, ja’ zingt. Als je 4 of meer inslagen achter elkaar in kepervolgorde weeft, dan gaat de lijn naar links. Weef 3 inslagen en herhaal ze voor een verticale lijn. Weef 2 opeenvolgende inslagen en de lijn loopt naar links. Voeg 3 inslagen tussen om de lijn vloeiender te laten bewegen.

 

Het ontwerp teruggebracht naar 6 schachten

Download als WIF-bestand

scarf as 6-shaft draft

 

Zelfs op 4 schachten kun je golvende keperlijnen weven met een netwerktrapwijze. Deze bindingstekening voor 4 schachten laat zien hoe je een 3-schachtskeper weeft op een getouw met 4 schachten. Hierover heb ik een artikel geschreven voor Weaver’s Magazine, dat is gepubliceerd in het boek Best of Weavers: Twill Thrills.

Golvende keperlijn op 4 schachten, netwerktrapwijze

Download als WIF-bestand4-shaft curve

 

Met het aantal schachten kun je ook de andere kant opgaan: je kunt meer schachten gebruiken om een vloeiender golfbeweging te krijgen. Hieronder zie je een versie van het sjaalpatroon voor 16 schachten, met een aanbinding die me goed bevalt. Je kunt deze versie weven met 16 latjes op een dobbygetouw, of met 16 trappers op een traditioneel getouw.  De golven zien er uitgerekt uit, omdat het rijgrapport twee keer zo groot is, maar je weet nu hoe je een golvende lijn kunt veranderen. Veel plezier ermee!

Het ontwerp, uitgebreid naar 16 schachten

Download als WIF-bestand

16-shaft draft

 

References

 

 

Bonnie Inouye Bonnie Inouye is een wever sinds 1967. Met haar werk heeft ze vele prijzen gewonnen. Het wordt gekenmerkt door vloeiende lijnen, intrigerende structuren en uitgesproken beelden. Ze werkt graag met ontwerpsoftware om vernieuwende ontwerpen te ontwikkelen voor haar getouwen (16 schachten en 24 schachten). Bonnie heeft lesgegeven in negen landen. Ze schreef vele weefartikelen en ook het boek Exploring Multishaft Design. Je kunt haar horen vertellen over haar werk in WeaveCast 28: Designing Multishaft Drafts. Voor meer informatie over Bonnie, en om de galerij met haar werk te bekijken, bezoek haar website.

 

 

1) Noot van de vertaler: voor dit begrip hebben we geen Nederlands woord. In een unit weave wordt het patroon gevormd door het gebruik van twee verschillende bindingen. Vlakken met de ene binding worden afgewisseld door vlakken met de andere binding. Een unit is het kleinste stukje weefsel waar die twee bindingen geweven kunnen worden. Bijvoorbeeld in keper pellen voor acht schachten bestaan de units uit 4 schering—en 4 inslagdraden. Met die draden kun je scheringeffect weven (3/1 keper) of inslageffect (1/3 keper).  Bron: M. van der Hoogt, The Complete Book of Drafting for Handweavers.